Vlarem trein 2017 - highlights

De integrale voorwaarden (deel 5BIS), inclusief de bijhorende standaardrubrieken (15.5 garages en 19.8 houtbewerkingsbedrijven) worden opgeheven in het VLAREM. Wat destijds als een vereenvoudiging werd beoogd, door het bundelen van alle toepasselijke VLAREM-bepalingen in één hoofdstuk 5BIS voor deze meldingsplichtige (klasse 3) rubrieken, zorgde in de praktijk voor een grote administratieve last bij wijziging van wetgeving. Er wordt nu geargumenteerd dat met de huidige digitalisering de verschillende VLAREM voorwaarden sneller kunnen terug gevonden worden. Deze opheffing zal geen klasseverhoging tot gevolg hebben.

Er worden heel wat definities gewijzigd en toegevoegd zoals ‘totaal geïnstalleerde drijfkracht’, recyclagepark, verbrandingsinstallatie i.p.v. verbrandingsinrichting. Omtrent deze begrippen waren er heel wat vragen en onduidelijkheden die bij deze dus uit de wereld werden geholpen.

Voor chemische bedrijven en raffinaderijen wordt een efficiënter LDAR programma toegevoegd in het meten en beheersen van fugitieve VOS-emissies (afdeling 4.4.6).

Vanaf 01/01/2020 heeft een MER-coördinator een erkenning nodig.

De toezichtretributie, o.a. ook voor milieucoördinatoren, zal vanaf dit jaar in plaats van 5-jaarlijks, jaarlijks worden geïnd. Dit maakt het voor de overheid ook gemakkelijker om het overzicht van erkende personen bij te houden en kenbaar te maken.

Teneinde een uniforme aanpak aangaande de goede werking en het onderhoud van koolwaterstofafscheiders te garanderen werd een afdeling 4.2.3bis toegevoegd aan de algemene milieuvoorwaarden van het VLAREM II. Voorheen stonden deze bepalingen onder de sectorale voorwaarden van een aantal specifieke rubrieken opgenomen zoals bijv. garages, wasplaatsen. Nu geldt algemeen, voor koolwaterstofafscheiders die als voorwaarde zijn opgelegd in de omgevingsvergunning, een driemaandelijkse inspectie en registratie in een logboek. Voor bedrijven die meerdere KWS-afscheiders hebben kan een vrijstelling worden bekomen van deze inspectieplicht, indien op het gezamenlijke lozingspunt een KWS-afscheider is voorzien met alarmsysteem dat voldoende groot gedimensioneerd is.

Aan de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen worden voorwaarden toegevoegd die betrekking hebben op vast opgestelde batterijen via een nieuw hoofdstuk 6.13 “Beheersing van risico’s van vaste inrichtingen voor het laden van rijwielen, bromfietsen, motorfietsen, personenwagens en bestelwagens (laadpalen en dergelijke)”.  De laadpalen werden vroeger, omwille van hun vermogen, wel ingedeeld onder rubriek 12.3. Door het beperkte risico worden ze nu uitgezonderd van de indelingsplicht en worden de specifieke voorwaarden toegevoegd in hoofdstuk 6.13, waarbij er o.a. wel nog scheidingsafstanden zijn opgenomen.

Wijziging van artikel 6.5.5.5 is een verstrenging van de voorwaarden bij het buiten gebruik stellen van een bovengrondse particuliere stookoliehouder. Indien de bovengrondse houder bij definitieve buitengebruikstelling wordt verwijderd, dient de erkende technicus een certificaat op te stellen dat (op vraag) aan de toezichthoudende ambtenaren kan voorgelegd worden. Dit document kan dienen ter staving dat de tank reglementair buiten gebruik werd gesteld.

In de indelingslijst van VLAREM II (Bijlage 1) worden ook wijzigingen doorgevoerd aan een heel aantal rubrieken.

Zo werd de indeling van koelinstallaties aangepast. Voorheen was deze enkel gebaseerd op de totale drijfkracht. Nu is er enkel een klasse 1 inrichting indien de koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2000 ton CO₂-equivalent hebben.

Door de toevoeging van rubriek 3.7 aan rubriek 3 ‘Afvalwater’, wordt warmterecuperatie uit oppervlaktewater aan de hand van een warmtewisselaar mogelijk gemaakt naar analogie met het gebruik van grondwater (geen heffingsplicht).

Wat betreft rubriek 6.2 (Brandstoffen en brandbare vloeistoffen) zal de opslag van pellets en andere houtfracties enkel ingedeeld dienen te worden in de rubriek 19.6 van de indelingslijst en niet langer aanvullend in de rubriek 6.2. Dit had gevolgen op de bodemonderzoeksplicht.

Onder de rubriek 30 – Minerale Industrie – worden, door de nieuwe definitie voor “geïnstalleerde totale drijfkracht”, verplaatsbare zeef- of breekinstallaties of zeef- of breekinstallaties die geen verbrandingsmotor hebben, niet langer ingedeeld in deze rubriek.

Rubriek 53 wordt zodanig aangepast dat behandeling van bemalingswater mogelijk wordt gemaakt, teneinde deze maximaal terug in de grond te kunnen brengen.

Verder noteren we wijzigingen in het Stooktoestellenbesluit en het Milieuhandhavingsbesluit en VLAREL, in dit laatste geval vooral omwille van de wijzigingen m.b.t. MER coördinator en deskundige, monsternemers en retributieregeling.

De VLAREM-trein heeft ook impact op VLAREM III: een aantal wijzigingen werden doorgevoerd in sectorale voorwaarden gebaseerd op BBT conclusies voor o.a. IJzer- en staal productie, productie van glas, productie van platen en panelen van hout, raffinage van olie en gas, productie van grote hoeveelheden organisch-chemische producten, … en er wordt nog een wijziging verwacht voor grote stookinstallaties, afvalbehandeling en afvalverbranding.

Voor wie getriggerd is door deze oplijsting...

Je vindt hier een link naar een meer lijvige en gedetailleerde samenvatting van deze wetswijzigingen. Kwestie van alvast deze VLAREM trein niet te missen…

Hou zeker onze ESQ website in de gaten. De VLAREM trein 2019 komt er ook nog aan.

Heb je graag zicht op welke van de wijzigingen van toepassing zijn voor jouw bedrijf? We komen graag langs om de eisen uit te leggen en een register van wettelijke eisen op te maken voor jou, geef ons een seintje via het contactformulier.